INRICHTINGSPLAN & BEHEERPLAN EIGEN HOF
2. INLEIDING
2.1 Waarom een inrichtings- en beheerplan?
2.2 Huidige stand van zaken
2.3 Uitgangspunten
2.4 Vastlegging plannen
3. INRICHTING EN BEHEER
3. 1 Toegang
3. 2 Rozentuin
3. 3 Rotonde
3. 4 Laan tussen rotonde en clubhuis
3. 5 Omgeving clubhuis
3. 6 Speelveld
3. 7 Omgeving werkplaats
3. 8 Kweektuin
3. 9 Buitensingel
3.10 Botanische rozenstrook
3.11 Vogelbosdriehoek
3.12 Heemtuin
4. BOMEN
5. PADEN
6. LITERATUUR
2. INLEIDING
2.1 Waarom een inrichtings- en beheerplan?
In het verleden werd de inrichting en beheer van het gemeenschappelijk
areaal, voor het grootste deel groen, op ons tuincomplex in vele
gevallen ter plaatse bepaald. De invloed van de leden was in de regel
klein. Het resultaat daarvan was dat het beleid sterk varieerde. Wat de
ene tuincommissie opbouwde veranderde de volgende weer.
Een inrichtings- en beheerplan, dat door de ledenvergadering aangenomen
is, maakt dat er sprake is van continuïteit in het beheer en
kwaliteitsverhoging van het groen. Bovendien kunnen op elkaar volgende
tuincommissies de plannen als leidraad gebruiken. Wanneer men de
inrichting en/of het beheer wil veranderen kan er in
de ledenvergadering over gediscussieerd en besloten
worden.
2.2 Huidige stand van zaken
In de loop van de tijd is het volkstuinieren veranderd van een vorm van
voedselvoorziening voor arbeiders naar een recreatievorm voor inwoners
van de steeds drukker en dichter bebouwde stad. De oprukkende bebouwing
van woningen, kantoren en bedrijfsterreinen, infrastructuur als wegen
en openbaarvervoerlijnen leggen een steeds groter beslag op grond.
Anderzijds groeit het besef dat er grond nodig is om de overgebleven
natuur in ons land te redden! Hiervoor is het Natuurbeleidsplan (NBP)
[1] in 1990 door de landelijke overheid ontwikkeld. In dit plan is een
ecologische hoofdstructuur opgenomen dat wil zeggen groenzones
waarlangs dieren en planten zich kunnen verplaatsen van het ene
resterende natuurgebied naar het andere. Lagere overheden als
provincies en gemeenten moeten deze zones invullen, in ons geval Noord
Holland, Amsterdam en Osdorp [2].
In het recent verschenen ontwerp-structuurplan 1994 Amsterdam is Eigen
Hof samen met VAT opgenomen in de hoofdgroenstructuur om te voorkomen
dat de ecologische zone over een lengte van 2 km uit een smalle groene
zone bestaat. Er wordt echter wel gesteld dat er een goed onderbouwde
visie nodig is om de hoofdgroenstructuur te optimaliseren [3].
Om de druk van de voortschrijdende beton(n)ering te weerstaan is het
hard nodig om ons tuincomplex behalve als recreatievorm ook een
sterkere functie als groengebied te geven.
Milieu- en natuureducatie spelen hierin een belangrijke rol. Met andere
woorden om ons tuincomplex zo'n breed mogelijk maatschappelijk
draagvlak te geven moet naar een multifunctioneel karakter gestreefd
worden [4].
Het is een voordeel dat ons complex in de ecologische zone
Amstelland-Spaarnwoude van het NBP is gesitueerd. Bij de inrichting en
beheer van ons tuincomplex is het van grote waarde dat hiermee rekening
wordt gehouden.
Voor aan leden verhuurde areaal kan later een nota met aanbevelingen
voor ecologischer beheer gemaakt worden.
Het concept ontwikkelingsplan 'De Groene As' [5] is een leidraad voor
de provincie voor de invulling van deze ecologische zone. Particulier
initiatief wordt op prijs gesteld en voor realisatie van inpassende
plannen zijn subsidies mogelijk. Het volgende citaat is uit de nota
overgenomen:
“Verenigingen van volkstuinders en bijenhouders zouden in een
aantrekkelijke brochure voor hun leden kunnen worden gewezen op de
mogelijke bijdrage van de volkstuinders aan de AS. Hierbij kan worden
gedacht aan de functie van composthopen voor ringslangen, rustige
plekken op het terrein, de functie van waterpartijen voor
amfibieën, toepasbare kruiden als drachtplant voor bijen en
vlinders, welke struiken vooral interessant zijn voor zangvogels,
schadelijke effecten van bestrijdingsmiddelen en beschikbare
alternatieven e.d.
Bij beheerders van de betrokken groenvoorzieningen en waterpartijen zou
het belang van hun terreinen voor de As middels de actieplannen ‘water’
en ‘gemeentelijk groenbeheer’ bij voorrang onder de aandacht kunnen
worden gebracht. “
Om het tuinpark als openbaar wandelpark aantrekkelijker te maken kunnen
op regelmatige afstanden banken worden geplaatst. Educatief kan het
ecologische karakter van het complex benadrukt worden door op vaste
tijden rondleidingen en lezingen te organiseren (IVN?) om gebruikers
van ons tuinpark voor te lichten. Bomen en andere bijzondere
plantesoorten kunnen van naamsaanduidingen worden voorzien. Op
mededelingenborden kunnen nadere bijzonderheden over de fauna en flora
ter plaatse worden gegeven. Om de natuurwaarde te volgen zijn
regelmatige inventarisaties van flora en fauna nodig.
2.3 Uitgangspunten
Er moet voor het tuincomplex 'Eigen Hof' een groenbeleid zijn dat in
een groeninrichtings-, groenbeheer- en groenwerkplan wordt vastgelegd.
[1].
Er zal rekening moeten worden gehouden met door de overheid gevolgde
beleid. Vastgesteld wordt dat het complex deel uitmaakt van de
ecologische zone Amstelland-Spaarnwoude in de ecologische
hoofdstructuur van het NBP en van de hoofdgroenstructuur volgens het
Ontwerp- structuurplan 1994 Amsterdam .
Er wordt vanuit gegaan dat het centrale deel van het complex
(ingang-speelveld) intensiever wordt onderhouden en naar buiten toe
(buitensingel) extensiever. Dat wil zeggen dat het centrale groen
traditioneel ingericht en beheerd wordt en langs de buitensingel
ecologisch.
Voor een groot deel zal de inrichting conserverend zijn. Het
inrichtings- en beheerplan en eventuele wijzigingen en aanvullingen
zullen door de ledenvergadering goedgekeurd moeten worden. Het werkplan
zal door de tuincommissie met instemming van het bestuur worden
vastgesteld.
Er mogen geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt.
Er dient een bibliotheek aangelegd te worden met boeken die voor de
inrichting en het beheer noodzakelijke informatie bevatten.
2.4 Vastlegging plannen
Het groeninrichtings- en groenbeheerplan bestaat uit vier delen.
1) Een plattegrond met daarop aangegeven de afzonderlijke arealen
waarvoor een inrichting is gemaakt. Elk afzonderlijk areaal heeft een
code: Een hoofdletter en een kleine letter of streepje. Op een legenda
worden de codes verklaard.
2) Een geschreven stuk waar voor elk ingericht areaal afzonderlijk
inrichting en beheer worden aangegeven. Per afzonderlijk areaal kan
later eventueel een gedetailleerder plan worden uitgewerkt.
3) Voor de bij de inrichting gebruikte soorten kunnen per areaal
gemaakte soortenlijsten worden verwezen.
4) Het is begrijpelijk dat bij het inrichtings- en beheerplan
niet een volledige handleiding gegeven kan worden, daarom wordt in de
tekst naar de gebruikte literatuur verwezen via een genummerde
literatuurlijst.
3. INRICHTINGS- EN BEHEERPLAN
3.1 Toegang (I-).
Areaal: complex vanaf de openbare weg tot het hek. Inrichting:
Overwegend loofhout.
Westzijde:
Snoeiwerk aan laurierkers en taxus, botanische bollensoorten planten in
grasstrook. Gras wat hoger laten groeien dan tot nu toe. Maaien naar
gelang van de bloeitijden van de kruiden.
Oostzijde:
structuur aanbrengen, zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande
beplanting.
Fietsenplateau naar achteren toe inkorten, omheinen met pergola's en
laten begroeien met klimplanten.
Ook om de afvalplaats pergola's en klimplanten.
Aan de slootkant bomen planten, op 0.75 m. van de slootkant een
takkenril [1] en vanaf het pad een opbouw van de beplanting van laag
tot hoog (border). Bij de borderplanten rekening houden met de
aanwezigheid van nectar voor vlinders bijen en hommels [2]. Op en langs
het schouwpad kan zich een oeverbegroeiing ontwikkelen.
3.2 Rozentuin. (Q-)
Areaal: rechts achter toegangshek
Inrichting: Rozentuin. Aantal rozensoorten uitbreiden. Hibiscus en
Robinia handhaven, Meidoorn verplaatsen naar inkoop. Berberis planten
in de hoek om de toegang tot het complex voor katten te bemoeilijken.
3.3 Rotonde (R-)
Areaal: Binnenzijde rotonde (Eb)
Inrichting: Coniferen (dwergvormen), groenblijvende heesters, heide,
vaste planten [1].
Zoveel mogelijk vol planten. De hoogte van de bij te planten coniferen
en heesters zo kiezen, dat een doorkijk naar de lanen mogelijk blijft.
Waterhuishouding nog bekijken (ook i.v.m. tuin 17)
Areaal: Rotonde buitenzijde oostkant: (Ro)
Inrichting: Perkplanten zoals fuchsia's.
Beheer:De afscheidingen van tuin 17 en 19 met heesters markeren.
Fuchsia's uitbreiden met nieuwe winterharde soorten of met andere
perkplanten.
Areaal:Rotonde buitenzijde westkant:(Rw)
Inrichting: Loofhout. Houtig gewas.
Beheer: Hier moet eerst grondig gesnoeid worden. In een later stadium
opnieuw bekijken.
3.4 Laan tussen rotonde en clubhuis.(Lc)
Inrichting: laan met overkoepelende bomen.
Beheer: Veel van de voorheen geplante kerspruimen (Prunus cerasuferum
var. atropurpureum) op hoogstam zijn verdwenen, enkele moeten gesnoeid
of ingekort worden. Op de lege plekken opnieuw kerspruimen planten,
bestaande stammen opsnoeien, kronen en naar elkaar toe laten groeien.
3.5 Omgeving clubhuis (C-)
Areaal: Noordzijde nieuwe clubhuis (Cn)
Inrichting: Op de voorgrond heideachtigen. Daarachter opgaande
botanische azalea's en rhodondendrons, bijzondere coniferen, hei.
Tussen Rhodo's en clubhuis loof- en naaldhout [1].
Beheer: De Rhodo's krijgen het meeste licht uit het noorden, zijn
daardoor scheef gegroeid en verdringen in hoge mate azalea's en andere
lagere planten. Door een combinatie van rechtzetten en snoeiwerk kan
dat misschien verholpen worden. Om wat meer licht van de zuidkant te
krijgen een zieke boom (aan de westkant) weghalen en de vederesdoorn
gedeeltelijk snoeien. Een enkele loof- en/of naaldboom bijplanten,
liefst met een ijle kroon.
(ceder)
Verder wat schaduwstruiken en bodembedekkers zoals stinzeplanten,
botanische kruiden en bollen [2].
Areaal: Westzijde nieuwe clubhuis (Cv)
Inrichting: heesters
Beheer: Voorgesteld wordt dit stuk geheel te veranderen. Het smalle
strookje Rhodo's, dat er nu staat, zal met der tijd zo uitgroeien, dat
de takken ver over het pad komen te hangen. Er zouden kerria's (enkele)
of potentilla's aangeplant kunnen worden.
Naar ons idee moet het tegelpad versmald worden tot één
of hoogstens twee tegels.' De Rhodo's verplaatsen en op het
vrijkomende, verbrede stuk zomerbloeiende heesters planten, welke
regelmatig gesnoeid kunnen worden.
Areaal: Oostzijde nieuwe clubhuis (Co)
Inrichting: Zomerbloeiende heesters
Dit voorjaar is hier grondig gesnoeid Eerst opnieuw laten uitlopen. In
het najaar bekijken.
3.6 Speelveld (S-)
Areaal: Speelveld, omheining en beplanting tussen clubhuis en
werkplaats.
Inrichting: speelveld, omheining, plantsoen met loofhout/coniferen voor
het oude clubhuis.
Beheer: Beide heggen, sneeuwbes en berberis moeten een verjongingskuur
ondergaan. Hierbij moet de heg niet geknipt worden, maar moeten oude
takken weggesnoeid worden. Tussen de bestaande bomen kunnen enkele
bijzondere soorten geplant worden. De structuur van de beplanting voor
het oude clubhuis moet verbeterd worden, b.v. een opbouw van laag naar
hoog vanaf het speelveld. De lijn van de (lage) beplanting grenzend aan
het speelveld kan wat grillig gemaakt worden. In het midden van de
speelveldgrens een ruime cirkel in de beplanting uitsparen en daarin
een bank plaatsen.
3.7 Omgeving werkplaats (W-)
Areaal: Westkant werplaats en zuidzijde ingang. (Way) Inrichting:
wintertuin.
Voornamelijk winterbloeiende heesters. Op de voorgrond vaste planten.
Bodembedekkers zoals stinzeplanten [11.
Areaal: Oostkant werkplaats + zuidzijde tot ingang (Wo) Inrichting:
coniferen, groenblijvende heesters, heide. Beheer: De bestaande
beplanting van de zuidzijde doortrekken naar de oostkant. Picea naast
de Sequoiagiganteum verwijderen om de laatste niet verder in de groei
te belemmeren[2].
3.8 Kweektuin (K-)
Inrichting: Tijdelijke opslag van planten, waar (nog) geen definitieve
plaats voor gevonden is en het opkweken van stekken en dergelijke.
Eventueel kan er een kweekkasje geplaatst worden.
3.9 Buitensingel (H-)
Areaal: Tussen ringsloot en buitensingelpad (mussenlaan, vinkenlaan,
ooievaarslaan) vanaf tuin 62 tot tuin 65A.
Inventarisatie:
Op 20-11-1993 is de buitensingelbeplanting geïnventariseerd. In
het verleden, ca. 20 jaar geleden bestond de beplanting uit stroken van
ca. 10 meter met struiken van één soort, vaak cultivars
soms van exotische aard. Het onderhoud moest intensief zijn, veel
schoffelen en snoeien. Bij ziekte in het gewas was vaak een hele strook
aangetast of viel weg. Deze manier van inrichten is uit de tijd. Later
zijn stroken uitgedund en de open plaatsen ingevuld met inheemse
struiken en bomen. Deze struiken en bomen zijn echter voor een
windsingel te ver uitgegroeid en de singel is "hol" geworden, het
gebladerte zit te hoog en de onderzijde is doorzichtig geworden. De
ondergrond raakte begroeid met kruiden. In het najaar zijn veel
paddestoelen aanwezig, zelfs vliegenzwammen.
Om de 15 meter staan schietwilgen welke geknot zijn. Deze knotwilgen
verkeren voor een groot deel niet in beste staat. Een probleem is dat
door de doorgroeide struiken de wilgen na het knotten door de
schaduwwerking moeilijk uitlopen. Een ander probleem is dat de tot
bomen uitgegroeide struiken het zonlicht uit het zuiden wegnemen van de
aangrenzende tuinen. Verder zijn er, vaak op de hoeken van de
buitensingel elzen- en berkenbosjes. Deze bosjes accentueren de loop
van de singel en vormen een voedingsbron voor zangvogels.
De huidige inrichting heeft een redelijke natuurwaarde [11. doch deze
kan groter worden door inrichting en beheer zoals aangegeven in
verschillende boeken [2,3,41.
Doelstelling inrichting buitensingel:
De buitensingelbeplanting fungeert als wering tegen ongewenste
invloeden van buitenaf zoals geluid, verontreiniging enz. Door zijn
lintvorm is het een migratieroute voor dieren. De buitensingel sluit
naadloos aan bij de ecologische verbindingsroute Amsterdamse bos -
Spaarnwoude zoals aangegeven in de ecologische infrastructuur van het
Natuurbeleidsplan. Ook sluit de buitensingel aan bij de waterberging,
die begin 1994 werd aangelegd tussen het sportpark Sloten en Eigen Hof.
Deze waterberging wordt op natuurlijke wijze ingericht en krijgt zoals
het zich laat aanzien een hoge natuurwaarde. Aan de andere zijde wigt
de buitensingel tussen Eigen Hof en VAT waardoor de natuur langs deze
weg een toegang tot de tuinparken krijgt.
Inrichting:
Bij de inrichting van het areaal als houtsingel moet men ervan uitgaan
dat de singel een beperkte breedte heeft van ca. 3 meter. Voor een
optimale natuurwaarde is een breedte van 10 a 15 meter nodig waardoor
vanuit de as tot zijkanten een boom-, struik- en kruidlaag aangelegd
kan worden. Aan de randen moet de groei van een mantel- en
zoomvegetatie bevorderd worden.
In ons geval is een compromis nodig om een zo'n gunstig mogelijk
resultaat te behalen. De struiklaag moet dan periodiek afgezet worden.
Het is dan noodzakelijk soorten te planten die dit regime verdragen en
op veen gedijen. Speciale aandacht in de soortkeuze moeten vrucht-,
noot-, bes- en bottelvoortbrengende struiken hebben [4].
Om de ca. 15 meter (tussen de huidige knotwilgen) moeten een of twee
bomen gespaard blijven (overstaanders of bovenstaanders). Voor de
lichtval op de struiklaag moeten deze bovenstaanders wel voldoende
opgekruind worden[5,6]. Op en langs het schouwpad kan zich een
oeverbegroeiing ontwikkelen.
Deze inrichting wordt als Hh op de plattegrond aangegeven.
De knotwilgen zijn een verhaal apart. Indertijd zijn de wilgen die als
bovenstaander fungeerden geknot omdat ze te groot werden. Er
ontwikkelde zich toen gezonde knotwilgen, die door vorming van holten
huisvesting aan allerlei dieren boden zoals vleermuizen. Door het
uitblijven van gericht beheer van de struiklaag overgroeiden de knotten
zodat deze moeilijk of niet meer uitliepen na het knotten.
Hoewel de knotwilgen landschappelijk in de houtsingel niet op zijn best
uitkomen is het aan te bevelen ze toch te handhaven omdat ze snel
holtes in de stam vormen en daardoor de natuurwaarde van de houtsingel
verhogen. Een aantal is nu hard aan knotten toe. Om ze toch
levensvatbaar te knotten zal de omringende opgaande beplanting afgezet
moeten worden. Nieuw aangeplante wilgen moeten vanwege de mogelijke
schaduwwerking op 3 meter geknot worden. Vanaf tuin 65A tot de
Kievitlaan worden geen wilgen meer aangeplant[7].
In de houtsingel kunnen op bepaalde plaatsen vooral daar waar de
buitensingel een bocht maakt, bosjes van opgaande bomen gespaard
blijven. Het eerste stuk van de singelgordel aan de oostkant (achter
tuin 65a) blijft een bosje met voornamelijk elzen. Hier kan ervoor
gezorgd worden dat er een doorkijk blijft op de waterberging vanaf het
buitensingelpad eventueel via een bank bij het water bereikbaar via een
paadje. Oeverzwaluwen zijn snel verstoord daarom moet de oeverzwaluwwal
niet direct zichtbaar zijn vanaf het tuinpark. Als deze zwaluwen zich
eventueel vestigen kan er een observatiehut gebouwd worden. Deze bosjes
van opgaande bomen worden op de plattegrond met Hb aangegeven.
Een optimale natuurwaarde. van de houtsingel wordt bereikt door een
zo'n gevarieerd mogelijke structuur zoals gelaagdheid,
soortensamenstelling en fasering van onderhoud . Voor een goede
vogelstand is het belangrijk dat er veel variatie bestaat in leeftijd
en structuur van het bomenbestand. Dode bomen moeten niet verwijderd
worden [Hs].
Beheer:
Als om de 7 jaar de struiken afgezet worden, moet telkens een zevende
deel aaneengesloten beplanting gedaan worden zodat na zeven jaar weer.
bij het eerste deel begonnen. kan worden. Bij het afzetten kunnen
minder snel groeiende struiken zoals mispel , wilde appel en -peer
ontzien worden. Constant beheer geeft de meeste verrijking.
Wanneer de houtachtige gewassen afgezet worden, dient dit op 0,3
á 0,5 m. te gebeuren en altijd in het jonge hout. Opschietende
kruidachtige gewassen dienen in het eerste jaar van het afzetten
regelmatig gemaaid en afgevoerd te worden. De stobben lopen in de
schaduw van de kruiden niet uit.
De afgezette takken kunnen verwerkt worden tot takkenwallen in de
lengterichting van de houtsingel met hier en daar takkenhopen.
Afwisseling geeft de meeste kansen voor de fauna [8,9,10]. Zolang er
geen natuurlijke holen voor holenbroedende soorten zijn ontstaan kunnen
kunstmatige nestgelegenheden gecreëerd worden [li].
Aanbevolen wordt de stammen voor een deel af te voeren. Hierdoor worden
nutriënten afgevoerd zodat te veel verrijking van de bodem
voorkomen wordt.
3.10 Botanische rozenstrook (Br)
Areaal: Tussen buitensingelpad (Vinkenlaan) en tuin 146 Inventarisatie:
Botanische rozen.
Inrichting: Diverse botanische soorten.
Beheer: Jaarlijks tegen het voorjaar overjarige takken uitsnoeien.
3.11 Vogelbosdriehoek (Vd)
Areaal: Tussen buitensingelpad (Vinkenlaan), tuin 158 en westelijke
binnensloot
Inventarisatie: Sierbeplanting o.a. Forsythia. Slecht onderhouden.
Inrichting: Vogelbosje met doornige en besdragende struiken [1].
Ondergroei van kruidachtige inheemse planten.
3.12 Heemtuin (Nt)
Areaal: Tussen tuin 116A, Kievitlaan, buitensingelpad, Merellaan en
tuin 143.
Inrichting: Heemtuin. Een nader gespecificeerd IBW plan moet hiervoor
nog gemaakt worden.
In principe wordt de oostelijke helft als natuurtuin ingericht. De
fysische factoren zoals ondergrond, vochtigheid, bemesting en expositie
en beheeringrepen zoals: maaien, spitten en hakken en de natuurlijke
opeenvolging van de vegetaties in de tijd bepalen de vegetatie en
daarmee de soortensamenstelling [1,2,3]. In de westelijke helft wordt
meer de nadruk gelegd op wieden bij de groei van inheemse planten
[4,5,6].
4 . BOMEN
Bomen vormen een belangrijk onderdeel van de inrichting van het
tuinpark. Vooral op de centrale as van de ingang tot en met het
speelveld staan een aantal bijzondere, vaak exotische soorten. Deze
bomen eisen speciale zorg zoals: Indien nodig opkronen, wondbehandeling
en bescherming van langzame groeiers tegen overgroeiing van snelle
groeiers [1].
Speciale bomen zijn op de plattegrond aangegeven met een ster (*)
5. PADEN
De naamgeving van de paden op het tuinpark is als volgt (de breedte is
achter de naam aangegeven).
Van ingang tot speelveld:
Fazantenlaan
(3,00 m).
Om het speelveld: Spreeuwenlaan
(2,75 m).
Buitensingelpad oostzijde: Ooievaarslaan (2.75 m).
Buitensingelpad westzijde: Vinkenlaan
(2,75 m).
Buitensingelpad noordzijde: Mussenlaan (3,00 m).
De overige paden op het achterdeel van het tuinpark van oost naar west:
Leeuweriklaan
(3,00 m).
Kievitlaan
(3,00 m).
Merellaan
(3,00 m).
De paden op het tuinpark zijn bestemd voor voetgangersverkeer.. Dit
verkeer heeft voorrang op elk overig verkeer. Fietsverkeer is
toegestaan, behoudens op aangegeven speciale dagen. Het gebruik van
gemotoriseerde voertuigen, uitgezonderd noodverkeer, is alleen
toegestaan met toestemming van het bestuur. Voor alle verkeer is de
maximum toegestane snelheid 10 km/uur. De paden moet goed beloopbaar
zijn en vrij van beplanting van de aangrenzende tuinen en algemene
gedeelten tot een hoogte van 3,0 m boven het pad, speciaal vanwege
eventueel noodverkeer. Tuinen worden afgegrensd van de paden door
middel van heggen van 0,60m hoog en 0,40m breed. De heggen moeten aan
de tuinzijde vrij van de tuinbeplanting blijven.
De algemene gedeelten worden van de paden afgegrensd in de centrale as
van het tuinpark van ingang tot en met de Spreeuwenlaan door middel van
smalle trottoirbanden behalve langs het speelveld. De overige delen
worden afgegrensd door middel van paaltjes om de 10 m.
6. LITERATUUR
2. INLEIDING
2.2 Huidige stand van zaken
[1] Natuursbeleidsplan, Min. v. Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 's
Gravehage, 1990.
[2] Nota Ringslang, Bert Holvast en Leo Platvoet, raadsleden gem.
Amsterdam en Wouter Looman en André Bos, deelraadsleden
Osdorp,1993
[3] Ontwerp-Structuurplan 1994, DRO Amsterdam,1994.
[4] Gewapend tegen Beton, Beleidsplan Algemeen Verbond Van
Volkstuinders, Almere, 1994.
[5] Ontwikkelingsplan 'De Groene AS', de verbindingszone
Amstelland-Spaarnwoude, Prov. Noord-Holland, 1993.
2.3 Uitgangspunten
[1] Natuurlijker Groenbeheer in Nederlandse Gemeenten, Arie Koster
& Mariëtte Claringbould, Ver. van Neerlandse Gemeenten, 1991.
Managementsaspecten van ecologisch stadsgroen, Sj. Croqué et al,
Min. van landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1991.
3. INRICHTING EN BEHEER
3.1 Toegang
[1] ROA natuurwaardekaart, Milieufederatie Noord-Holland,1994.
[2] Uw tuin vol vlinders, vlindervriendelijk tuinieren, Liesbeth ten
Hallers- van Hees & Tim Pavlicek- van Beek, Vlinderstichting
Wageningen, 1990.
Vlindervriendelijk openbaar groen, G. van Donkersgoed, I. van Halder en
F. van Linden, Vlinderstichting, Wageningen 1990.
3.3 Rotonde
[1] De groenblijvende tuin, Ilse Jaehner/ B.J.Galjaard, Kosmos,
Amsterdam, 1975.
Het heidetuinboek, Harry van Laar, Zomer & Keunig, Wageningen, 1974.
De heidetuin, eenheid en verscheidenheid, H. J. van Laar in
3.5 Omgeving clubhuis
[1] zie 2.3 [1] Rotonde
[2] Voorjaarsboden, P.A.Bakker in Botanische tuinen, bldz.55-57, Zomer
& Keunig, Ede, 1989
Stinzenplanten, speciaal Beheer bldz. 154-157, Piet Bakker & Evert
Hoeve, ver. tot Beh. Nat. Mon., Uitg. Terra, Zutphen, 1985.
3.7 Omgeving werkplaats
[1] Zie [1] 2.3 Rotonde
[2] De winterbloeiende tuin, Liesbeth Stam.
Langs het tuinpad, bldz. 31-47, Beverley Nichols, W.J.Thieme & Cie,
Zutphen, 1989.
3.9 Buitensingel
[1] Med. M.Melchers (Ecologische dienst, Stedelijk beheer) en F.
Boerwinkel (Vrijwillig Landschapsbeheer Noord-Holland).
[2] Tuin vol wilde planten, Ger Londo & an den Hengst, Terra,
Warnsveld en Ver. Natuurmonumenten, 1993.
[3] zie [1] 1.3 Uitgangspunten.
[4] Bosplantsoen, A.G.Voorhoeve & M.Hontelez, Praktijkschool,
Arnhem, 1981.
[5] Linten in het landschap, Terra, Zutphen, 1987. Verbindingswegen
voor plant en dier, D. Logemann.& E.F.Schoorl, Natuur & Milieu,
1988.
[6] Houtwallen, heggen en singels, houtopstanden in Nederland,A.
Schmitz, LONL, Utrecht, 1993.
De geschiedenis van de Heg, Eric Thomas en John T. White, Ploegsma,
Amsterdam, 1981.
[7] De knotwilg, W.F. Alleyn e.a., Natuur en Milieu, Amsterdam, 1975
[8] Instructie takkenrillen, F. Boerwinkel, V.N.L.B.,Haarlem.
[9] Maak wat van snoeihout, Peter van Kouwenhoven, De Kleine Aarde,
1987.
[10] Snoei de Groei, AVVN-Prov. Zuid-Holland-Prov. Noord-Holland,1994,
Almere.
[11] Vogels onder dak, Tom. E. den Boer & Frank A. Majoor, KNNV en
Vogelbescherming, 1994.
3.11 Vogelbosdriehoek
[1] Nestkastjes, nestbuidels en vogelbosjes,Vogelbescherming
3.12 Heemtuin
[1] Vademectun wilde planten,Arie Koster, Schuyt & Co, Haarlem,
1993 . [2] Natuurtuinen en -parken, G.Londo, Thieme, Zutphen, 1977.
[3] Tuin vol wilde planten, Ger Londo & Jan den Hengst, Terra,
Warnsveld en Natuurmonumenten, 's Graveland, 1993.
[4] Wilde Plantentuinen, J.Landwehr en G.Sipkes, I.V.N., 1974.
[5] Wilde planten op het Buitenfort,J.H.Willems, Bldz.49-53 in
Botanische tuinen, Zomer & Keunig, Ede, 1989. [6] De natuurlijke
tuinvijver, Hartenut Wilcke/Rien Meijer, Thieme, Baarn.
4. BOMEN
[1] Bomen laten leven, J'ørn Copijn, De Driehoek, Amsterdam.
Het Bomenboek, Hugh Johnson, Zomer & Keunig, Wageningen
Boomverzorging, Alex L. Shigo, Bomenstichting, Utrecht,1991.