INRICHTINGSPLAN & BEHEERPLAN EIGEN HOF
A. AREALEN (tekeningen /
plattegronden)
2. INLEIDING
2.1 Waarom een inrichtings- en beheerplan?
In het verleden werd de inrichting en beheer van het
gemeenschappelijk areaal, voor het grootste deel groen, op ons
tuincomplex in vele gevallen ter plaatse bepaald. De invloed van
de leden was in de regel klein. Het resultaat daarvan was dat het
beleid sterk varieerde. Wat de ene tuincommissie opbouwde
veranderde de volgende weer.
Een inrichtings- en beheerplan, dat door de ledenvergadering
aangenomen is, maakt dat er sprake is van continuïteit in het
beheer en kwaliteitsverhoging van het groen. Bovendien kunnen op
elkaar volgende tuincommissies de plannen als leidraad gebruiken.
Wanneer men de inrichting en/of het beheer wil veranderen kan er
in de ledenvergadering over gediscussieerd en
besloten worden.
2.2 Huidige stand van zaken
In de loop van de tijd is het volkstuinieren veranderd van een
vorm van voedselvoorziening voor arbeiders naar een recreatievorm
voor inwoners van de steeds drukker en dichter bebouwde stad. De
oprukkende bebouwing van woningen, kantoren en bedrijfsterreinen,
infrastructuur als wegen en openbaarvervoerlijnen leggen een
steeds groter beslag op grond.
Anderzijds groeit het besef dat er grond nodig is om de
overgebleven natuur in ons land te redden! Hiervoor is het
Natuurbeleidsplan (NBP) [1] in 1990 door de landelijke overheid
ontwikkeld. In dit plan is een ecologische hoofdstructuur
opgenomen dat wil zeggen groenzones waarlangs dieren en planten
zich kunnen verplaatsen van het ene resterende natuurgebied naar
het andere. Lagere overheden als provincies en gemeenten moeten
deze zones invullen, in ons geval Noord Holland, Amsterdam en
Osdorp [2].
In het recent verschenen ontwerp-structuurplan 1994 Amsterdam is
Eigen Hof samen met VAT opgenomen in de hoofdgroenstructuur om te
voorkomen dat de ecologische zone over een lengte van 2 km uit een
smalle groene zone bestaat. Er wordt echter wel gesteld dat er een
goed onderbouwde visie nodig is om de hoofdgroenstructuur te
optimaliseren [3].
Om de druk van de voortschrijdende beton(n)ering te weerstaan is
het hard nodig om ons tuincomplex behalve als recreatievorm ook
een sterkere functie als groengebied te geven.
Milieu- en natuureducatie spelen hierin een belangrijke rol. Met
andere woorden om ons tuincomplex zo'n breed mogelijk
maatschappelijk draagvlak te geven moet naar een multifunctioneel
karakter gestreefd worden [4].
Het is een voordeel dat ons complex in de ecologische zone
Amstelland-Spaarnwoude van het NBP is gesitueerd. Bij de
inrichting en beheer van ons tuincomplex is het van grote waarde
dat hiermee rekening wordt gehouden.
Voor aan leden verhuurde areaal kan later een nota met
aanbevelingen voor ecologischer beheer gemaakt worden.
Het concept ontwikkelingsplan 'De Groene As' [5] is een leidraad
voor de provincie voor de invulling van deze ecologische zone.
Particulier initiatief wordt op prijs gesteld en voor realisatie
van inpassende plannen zijn subsidies mogelijk. Het volgende
citaat is uit de nota overgenomen:
“Verenigingen van volkstuinders en bijenhouders zouden in een
aantrekkelijke brochure voor hun leden kunnen worden gewezen op de
mogelijke bijdrage van de volkstuinders aan de AS. Hierbij kan
worden gedacht aan de functie van composthopen voor ringslangen,
rustige plekken op het terrein, de functie van waterpartijen voor
amfibieën, toepasbare kruiden als drachtplant voor bijen en
vlinders, welke struiken vooral interessant zijn voor zangvogels,
schadelijke effecten van bestrijdingsmiddelen en beschikbare
alternatieven e.d.
Bij beheerders van de betrokken groenvoorzieningen en
waterpartijen zou het belang van hun terreinen voor de As middels
de actieplannen ‘water’ en ‘gemeentelijk groenbeheer’ bij voorrang
onder de aandacht kunnen worden gebracht. “
Om het tuinpark als openbaar wandelpark aantrekkelijker te maken
kunnen op regelmatige afstanden banken worden geplaatst. Educatief
kan het ecologische karakter van het complex benadrukt worden door
op vaste tijden rondleidingen en lezingen te organiseren (IVN?) om
gebruikers van ons tuinpark voor te lichten. Bomen en andere
bijzondere plantesoorten kunnen van naamsaanduidingen worden
voorzien. Op mededelingenborden kunnen nadere bijzonderheden over
de fauna en flora ter plaatse worden gegeven. Om de natuurwaarde
te volgen zijn regelmatige inventarisaties van flora en fauna
nodig.
2.3 Uitgangspunten
Er moet voor het tuincomplex 'Eigen Hof' een groenbeleid zijn dat
in een groeninrichtings-, groenbeheer- en groenwerkplan wordt
vastgelegd. [1].
Er zal rekening moeten worden gehouden met door de overheid
gevolgde beleid. Vastgesteld wordt dat het complex deel uitmaakt
van de ecologische zone Amstelland-Spaarnwoude in de ecologische
hoofdstructuur van het NBP en van de hoofdgroenstructuur volgens
het Ontwerp- structuurplan 1994 Amsterdam .
Er wordt vanuit gegaan dat het centrale deel van het complex
(ingang-speelveld) intensiever wordt onderhouden en naar buiten
toe (buitensingel) extensiever. Dat wil zeggen dat het centrale
groen traditioneel ingericht en beheerd wordt en langs de
buitensingel ecologisch.
Voor een groot deel zal de inrichting conserverend zijn. Het
inrichtings- en beheerplan en eventuele wijzigingen en
aanvullingen zullen door de ledenvergadering goedgekeurd moeten
worden. Het werkplan zal door de tuincommissie met instemming van
het bestuur worden vastgesteld.
Er mogen geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt.
Er dient een bibliotheek aangelegd te worden met boeken die voor
de inrichting en het beheer noodzakelijke informatie bevatten.
2.4 Vastlegging plannen
Het groeninrichtings- en groenbeheerplan bestaat uit vier delen.
1) Een plattegrond met daarop aangegeven de afzonderlijke arealen
waarvoor een inrichting is gemaakt. Elk afzonderlijk areaal heeft
een code: Een hoofdletter en een kleine letter of streepje. Op een
legenda worden de codes verklaard.
2) Een geschreven stuk waar voor elk ingericht areaal afzonderlijk
inrichting en beheer worden aangegeven. Per afzonderlijk areaal
kan later eventueel een gedetailleerder plan worden uitgewerkt.
3) Voor de bij de inrichting gebruikte soorten kunnen per areaal
gemaakte soortenlijsten worden verwezen.
4) Het is begrijpelijk dat bij het inrichtings- en
beheerplan niet een volledige handleiding gegeven kan worden,
daarom wordt in de tekst naar de gebruikte literatuur verwezen via
een genummerde literatuurlijst.
3. INRICHTINGS- EN BEHEERPLAN
3.1 Toegang (I-).
Areaal: complex vanaf de openbare weg tot het hek. Inrichting:
Overwegend loofhout.
Westzijde:
Snoeiwerk aan laurierkers en taxus, botanische bollensoorten
planten in grasstrook. Gras wat hoger laten groeien dan tot nu
toe. Maaien naar gelang van de bloeitijden van de kruiden.
Oostzijde:
structuur aanbrengen, zoveel mogelijk gebruik maken van de
bestaande beplanting.
Fietsenplateau naar achteren toe inkorten, omheinen met pergola's
en laten begroeien met klimplanten.
Ook om de afvalplaats pergola's en klimplanten.
Aan de slootkant bomen planten, op 0.75 m. van de slootkant een
takkenril [1] en vanaf het pad een opbouw van de beplanting van
laag tot hoog (border). Bij de borderplanten rekening houden met
de aanwezigheid van nectar voor vlinders bijen en hommels [2]. Op
en langs het schouwpad kan zich een oeverbegroeiing ontwikkelen.
3.2 Rozentuin. (Q-)
Areaal: rechts achter toegangshek
Inrichting: Rozentuin. Aantal rozensoorten uitbreiden. Hibiscus en
Robinia handhaven, Meidoorn verplaatsen naar inkoop. Berberis
planten in de hoek om de toegang tot het complex voor katten te
bemoeilijken.
3.3 Rotonde (R-)
Areaal: Binnenzijde rotonde (Eb)
Inrichting: Coniferen (dwergvormen), groenblijvende heesters,
heide, vaste planten [1].
Zoveel mogelijk vol planten. De hoogte van de bij te planten
coniferen en heesters zo kiezen, dat een doorkijk naar de lanen
mogelijk blijft.
Waterhuishouding nog bekijken (ook i.v.m. tuin 17)
Areaal: Rotonde buitenzijde oostkant: (Ro)
Inrichting: Perkplanten zoals fuchsia's.
Beheer:De afscheidingen van tuin 17 en 19 met heesters markeren.
Fuchsia's uitbreiden met nieuwe winterharde soorten of met andere
perkplanten.
Areaal:Rotonde buitenzijde westkant:(Rw)
Inrichting: Loofhout. Houtig gewas.
Beheer: Hier moet eerst grondig gesnoeid worden. In een later
stadium opnieuw bekijken.
3.4 Laan tussen rotonde en clubhuis.(Lc)
Inrichting: laan met overkoepelende bomen.
Beheer: Veel van de voorheen geplante kerspruimen (Prunus
cerasuferum var. atropurpureum) op hoogstam zijn verdwenen, enkele
moeten gesnoeid of ingekort worden. Op de lege plekken opnieuw
kerspruimen planten, bestaande stammen opsnoeien, kronen en naar
elkaar toe laten groeien.
3.5 Omgeving clubhuis (C-)
Areaal: Noordzijde nieuwe clubhuis (Cn)
Inrichting: Op de voorgrond heideachtigen. Daarachter opgaande
botanische azalea's en rhodondendrons, bijzondere coniferen, hei.
Tussen Rhodo's en clubhuis loof- en naaldhout [1].
Beheer: De Rhodo's krijgen het meeste licht uit het noorden, zijn
daardoor scheef gegroeid en verdringen in hoge mate azalea's en
andere lagere planten. Door een combinatie van rechtzetten en
snoeiwerk kan dat misschien verholpen worden. Om wat meer licht
van de zuidkant te krijgen een zieke boom (aan de westkant)
weghalen en de vederesdoorn gedeeltelijk snoeien. Een enkele loof-
en/of naaldboom bijplanten, liefst met een ijle kroon.
(ceder)
Verder wat schaduwstruiken en bodembedekkers zoals stinzeplanten,
botanische kruiden en bollen [2].
Areaal: Westzijde nieuwe clubhuis (Cv)
Inrichting: heesters
Beheer: Voorgesteld wordt dit stuk geheel te veranderen. Het
smalle strookje Rhodo's, dat er nu staat, zal met der tijd zo
uitgroeien, dat de takken ver over het pad komen te hangen. Er
zouden kerria's (enkele) of potentilla's aangeplant kunnen worden.
Naar ons idee moet het tegelpad versmald worden tot één of
hoogstens twee tegels.' De Rhodo's verplaatsen en op het
vrijkomende, verbrede stuk zomerbloeiende heesters planten, welke
regelmatig gesnoeid kunnen worden.
Areaal: Oostzijde nieuwe clubhuis (Co)
Inrichting: Zomerbloeiende heesters
Dit voorjaar is hier grondig gesnoeid Eerst opnieuw laten
uitlopen. In het najaar bekijken.
3.6 Speelveld (S-)
Areaal: Speelveld, omheining en beplanting tussen clubhuis en
werkplaats.
Inrichting: speelveld, omheining, plantsoen met loofhout/coniferen
voor het oude clubhuis.
Beheer: Beide heggen, sneeuwbes en berberis moeten een
verjongingskuur ondergaan. Hierbij moet de heg niet geknipt
worden, maar moeten oude takken weggesnoeid worden. Tussen de
bestaande bomen kunnen enkele bijzondere soorten geplant worden.
De structuur van de beplanting voor het oude clubhuis moet
verbeterd worden, b.v. een opbouw van laag naar hoog vanaf het
speelveld. De lijn van de (lage) beplanting grenzend aan het
speelveld kan wat grillig gemaakt worden. In het midden van de
speelveldgrens een ruime cirkel in de beplanting uitsparen en
daarin een bank plaatsen.
3.7 Omgeving werkplaats (W-)
Areaal: Westkant werplaats en zuidzijde ingang. (Way) Inrichting:
wintertuin.
Voornamelijk winterbloeiende heesters. Op de voorgrond vaste
planten. Bodembedekkers zoals stinzeplanten [11.
Areaal: Oostkant werkplaats + zuidzijde tot ingang (Wo)
Inrichting: coniferen, groenblijvende heesters, heide. Beheer: De
bestaande beplanting van de zuidzijde doortrekken naar de
oostkant. Picea naast de Sequoiagiganteum verwijderen om de
laatste niet verder in de groei te belemmeren[2].
3.8 Kweektuin (K-)
Inrichting: Tijdelijke opslag van planten, waar (nog) geen
definitieve plaats voor gevonden is en het opkweken van stekken en
dergelijke. Eventueel kan er een kweekkasje geplaatst worden.
3.9 Buitensingel (H-)
Areaal: Tussen ringsloot en buitensingelpad (mussenlaan,
vinkenlaan, ooievaarslaan) vanaf tuin 62 tot tuin 65A.
Inventarisatie:
Op 20-11-1993 is de buitensingelbeplanting geïnventariseerd. In
het verleden, ca. 20 jaar geleden bestond de beplanting uit
stroken van ca. 10 meter met struiken van één soort, vaak
cultivars soms van exotische aard. Het onderhoud moest intensief
zijn, veel schoffelen en snoeien. Bij ziekte in het gewas was vaak
een hele strook aangetast of viel weg. Deze manier van inrichten
is uit de tijd. Later zijn stroken uitgedund en de open plaatsen
ingevuld met inheemse struiken en bomen. Deze struiken en bomen
zijn echter voor een windsingel te ver uitgegroeid en de singel is
"hol" geworden, het gebladerte zit te hoog en de onderzijde is
doorzichtig geworden. De ondergrond raakte begroeid met kruiden.
In het najaar zijn veel paddestoelen aanwezig, zelfs
vliegenzwammen.
Om de 15 meter staan schietwilgen welke geknot zijn. Deze
knotwilgen verkeren voor een groot deel niet in beste staat. Een
probleem is dat door de doorgroeide struiken de wilgen na het
knotten door de schaduwwerking moeilijk uitlopen. Een ander
probleem is dat de tot bomen uitgegroeide struiken het zonlicht
uit het zuiden wegnemen van de aangrenzende tuinen. Verder zijn
er, vaak op de hoeken van de buitensingel elzen- en berkenbosjes.
Deze bosjes accentueren de loop van de singel en vormen een
voedingsbron voor zangvogels.
De huidige inrichting heeft een redelijke natuurwaarde [11. doch
deze kan groter worden door inrichting en beheer zoals aangegeven
in verschillende boeken [2,3,41.
Doelstelling inrichting buitensingel:
De buitensingelbeplanting fungeert als wering tegen ongewenste
invloeden van buitenaf zoals geluid, verontreiniging enz. Door
zijn lintvorm is het een migratieroute voor dieren. De
buitensingel sluit naadloos aan bij de ecologische
verbindingsroute Amsterdamse bos - Spaarnwoude zoals aangegeven in
de ecologische infrastructuur van het Natuurbeleidsplan. Ook sluit
de buitensingel aan bij de waterberging, die begin 1994 werd
aangelegd tussen het sportpark Sloten en Eigen Hof. Deze
waterberging wordt op natuurlijke wijze ingericht en krijgt zoals
het zich laat aanzien een hoge natuurwaarde. Aan de andere zijde
wigt de buitensingel tussen Eigen Hof en VAT waardoor de natuur
langs deze weg een toegang tot de tuinparken krijgt.
Inrichting:
Bij de inrichting van het areaal als houtsingel moet men ervan
uitgaan dat de singel een beperkte breedte heeft van ca. 3 meter.
Voor een optimale natuurwaarde is een breedte van 10 a 15 meter
nodig waardoor vanuit de as tot zijkanten een boom-, struik- en
kruidlaag aangelegd kan worden. Aan de randen moet de groei van
een mantel- en zoomvegetatie bevorderd worden.
In ons geval is een compromis nodig om een zo'n gunstig mogelijk
resultaat te behalen. De struiklaag moet dan periodiek afgezet
worden. Het is dan noodzakelijk soorten te planten die dit regime
verdragen en op veen gedijen. Speciale aandacht in de soortkeuze
moeten vrucht-, noot-, bes- en bottelvoortbrengende struiken
hebben [4].
Om de ca. 15 meter (tussen de huidige knotwilgen) moeten een of
twee bomen gespaard blijven (overstaanders of bovenstaanders).
Voor de lichtval op de struiklaag moeten deze bovenstaanders wel
voldoende opgekruind worden[5,6]. Op en langs het schouwpad kan
zich een oeverbegroeiing ontwikkelen.
Deze inrichting wordt als Hh op de plattegrond aangegeven.
De knotwilgen zijn een verhaal apart. Indertijd zijn de wilgen die
als bovenstaander fungeerden geknot omdat ze te groot werden. Er
ontwikkelde zich toen gezonde knotwilgen, die door vorming van
holten huisvesting aan allerlei dieren boden zoals vleermuizen.
Door het uitblijven van gericht beheer van de struiklaag
overgroeiden de knotten zodat deze moeilijk of niet meer uitliepen
na het knotten.
Hoewel de knotwilgen landschappelijk in de houtsingel niet op zijn
best uitkomen is het aan te bevelen ze toch te handhaven omdat ze
snel holtes in de stam vormen en daardoor de natuurwaarde van de
houtsingel verhogen. Een aantal is nu hard aan knotten toe. Om ze
toch levensvatbaar te knotten zal de omringende opgaande
beplanting afgezet moeten worden. Nieuw aangeplante wilgen moeten
vanwege de mogelijke schaduwwerking op 3 meter geknot worden.
Vanaf tuin 65A tot de Kievitlaan worden geen wilgen meer
aangeplant[7].
In de houtsingel kunnen op bepaalde plaatsen vooral daar waar de
buitensingel een bocht maakt, bosjes van opgaande bomen gespaard
blijven. Het eerste stuk van de singelgordel aan de oostkant
(achter tuin 65a) blijft een bosje met voornamelijk elzen. Hier
kan ervoor gezorgd worden dat er een doorkijk blijft op de
waterberging vanaf het buitensingelpad eventueel via een bank bij
het water bereikbaar via een paadje. Oeverzwaluwen zijn snel
verstoord daarom moet de oeverzwaluwwal niet direct zichtbaar zijn
vanaf het tuinpark. Als deze zwaluwen zich eventueel vestigen kan
er een observatiehut gebouwd worden. Deze bosjes van opgaande
bomen worden op de plattegrond met Hb aangegeven.
Een optimale natuurwaarde. van de houtsingel wordt bereikt door
een zo'n gevarieerd mogelijke structuur zoals gelaagdheid,
soortensamenstelling en fasering van onderhoud . Voor een goede
vogelstand is het belangrijk dat er veel variatie bestaat in
leeftijd en structuur van het bomenbestand. Dode bomen moeten niet
verwijderd worden [Hs].
Beheer:
Als om de 7 jaar de struiken afgezet worden, moet telkens een
zevende deel aaneengesloten beplanting gedaan worden zodat na
zeven jaar weer. bij het eerste deel begonnen. kan worden. Bij het
afzetten kunnen minder snel groeiende struiken zoals mispel ,
wilde appel en -peer ontzien worden. Constant beheer geeft de
meeste verrijking.
Wanneer de houtachtige gewassen afgezet worden, dient dit op 0,3 á
0,5 m. te gebeuren en altijd in het jonge hout. Opschietende
kruidachtige gewassen dienen in het eerste jaar van het afzetten
regelmatig gemaaid en afgevoerd te worden. De stobben lopen in de
schaduw van de kruiden niet uit.
De afgezette takken kunnen verwerkt worden tot takkenwallen in de
lengterichting van de houtsingel met hier en daar takkenhopen.
Afwisseling geeft de meeste kansen voor de fauna [8,9,10]. Zolang
er geen natuurlijke holen voor holenbroedende soorten zijn
ontstaan kunnen kunstmatige nestgelegenheden gecreëerd worden
[li].
Aanbevolen wordt de stammen voor een deel af te voeren. Hierdoor
worden nutriënten afgevoerd zodat te veel verrijking van de bodem
voorkomen wordt.
3.10 Botanische rozenstrook (Br)
Areaal: Tussen buitensingelpad (Vinkenlaan) en tuin 146
Inventarisatie: Botanische rozen.
Inrichting: Diverse botanische soorten.
Beheer: Jaarlijks tegen het voorjaar overjarige takken uitsnoeien.
3.11 Vogelbosdriehoek (Vd)
Areaal: Tussen buitensingelpad (Vinkenlaan), tuin 158 en
westelijke binnensloot
Inventarisatie: Sierbeplanting o.a. Forsythia. Slecht onderhouden.
Inrichting: Vogelbosje met doornige en besdragende struiken [1].
Ondergroei van kruidachtige inheemse planten.
3.12 Heemtuin (Nt)
Areaal: Tussen tuin 116A, Kievitlaan, buitensingelpad, Merellaan
en tuin 143.
Inrichting: Heemtuin. Een nader gespecificeerd IBW plan moet
hiervoor nog gemaakt worden.
In principe wordt de oostelijke helft als natuurtuin ingericht. De
fysische factoren zoals ondergrond, vochtigheid, bemesting en
expositie en beheeringrepen zoals: maaien, spitten en hakken en de
natuurlijke opeenvolging van de vegetaties in de tijd bepalen de
vegetatie en daarmee de soortensamenstelling [1,2,3]. In de
westelijke helft wordt meer de nadruk gelegd op wieden bij de
groei van inheemse planten [4,5,6].
4. BOMEN
Bomen vormen een belangrijk onderdeel van de inrichting van het
tuinpark. Vooral op de centrale as van de ingang tot en met het
speelveld staan een aantal bijzondere, vaak exotische soorten.
Deze bomen eisen speciale zorg zoals: Indien nodig opkronen,
wondbehandeling en bescherming van langzame groeiers tegen
overgroeiing van snelle groeiers [1].
Speciale bomen zijn op de plattegrond aangegeven met een ster (*)
5. PADEN
De naamgeving van de paden op het tuinpark is als volgt (de
breedte is achter de naam aangegeven).
Van ingang tot speelveld:
Fazantenlaan
(3,00 m).
Om het speelveld: Spreeuwenlaan
(2,75
m).
Buitensingelpad oostzijde: Ooievaarslaan (2.75 m).
Buitensingelpad westzijde: Vinkenlaan
(2,75 m).
Buitensingelpad noordzijde: Mussenlaan (3,00
m).
De overige paden op het achterdeel van het tuinpark van oost naar
west:
Leeuweriklaan
(3,00 m).
Kievitlaan
(3,00 m).
Merellaan
(3,00 m).
De paden op het tuinpark zijn bestemd voor voetgangersverkeer..
Dit verkeer heeft voorrang op elk overig verkeer. Fietsverkeer is
toegestaan, behoudens op aangegeven speciale dagen. Het gebruik
van gemotoriseerde voertuigen, uitgezonderd noodverkeer, is alleen
toegestaan met toestemming van het bestuur. Voor alle verkeer is
de maximum toegestane snelheid 10 km/uur. De paden moet goed
beloopbaar zijn en vrij van beplanting van de aangrenzende tuinen
en algemene gedeelten tot een hoogte van 3,0 m boven het pad,
speciaal vanwege eventueel noodverkeer. Tuinen worden afgegrensd
van de paden door middel van heggen van 0,60m hoog en 0,40m breed.
De heggen moeten aan de tuinzijde vrij van de tuinbeplanting
blijven.
De algemene gedeelten worden van de paden afgegrensd in de
centrale as van het tuinpark van ingang tot en met de
Spreeuwenlaan door middel van smalle trottoirbanden behalve langs
het speelveld. De overige delen worden afgegrensd door middel van
paaltjes om de 10 m.